Column | Loslaten of Vasthouden

Foto: Gemeente Barneveld

Wat heeft een gemeente veel invloed op de ruimtelijke ordening. Waar mag worden gebouwd, hoe loopt die weg straks door het landschap, op welke plekken moeten de natuurwaarden worden versterkt en zijn er dan nog locaties voor het bedrijfsleven die kunnen worden ontwikkeld?

Column door Burgemeester van Dijk

Onze gemeenteraad gaat over die vraagstukken en legt dat, na consultatie van de samenleving en politiek debat, vast in bijvoorbeeld bestemmingsplannen. En heb je dan als inwoner of ondernemer een bouwplan, pffff… wat een gedoe met al die noodzakelijke onderzoeken en vergunningen. “Kan dat niet wat losser en met meer vrijheid voor de mensen zelf? Waarom regelt die overheid dat allemaal zo dicht?”, zo hoor ik nogal eens. In de komende tijd gaat ook onze gemeente zich op die vraag met u bezinnen want er moet een nieuwe Omgevingsvisie worden gemaakt. Dat is in landelijke wetgeving bepaald en die wet neemt als uitgangspunt het principe van “Ja, het mag, mits …” in plaats van het vandaag vaak ervaren principe van “Nee, het mag niet, tenzij …”. Meer ruimte dus voor private initiatieven. Dat brengt vanzelfsprekend de vraag op tafel of de politiek van vasthouden naar meer loslaten kan komen. Nu zult u zeggen dat zo’n vraag samenvalt met de politieke kleur die je aanhangt. Ben je rechts georiënteerd dan vast ‘veel vrijheid en markt’. Heb je meer op met de linkerkant van het politieke spectrum, dan vast ‘meer regelzucht en overheidsbemoeienis’. Maar is het alléén de politiek-ideologische smaak die hier bepalend is?

Goederen en producten die voor iedereen vrij toegankelijk zijn, worden dagelijks geleverd door de markt. Denk maar aan het brood bij de bakker of de auto in de showroom. We noemen dat individuele goederen. Het marktmechanisme, en dus de prijs, bemiddelt hierbij tussen het aanbod en de vraag. Is er veel vraag naar speciaal brood, dan is de afzet en marge voor de bakker groot. Is er weinig vraag naar auto’s en veel aanbod, dan zal de prijs dalen. Vanwege de vrije concurrentie kun je desgewenst naar een andere bakker of een ander garagebedrijf stappen. De beslissing om een auto te kopen, het betalen en het genieten daarvan liggen in één hand, die van de consument zelf. Overheden behoeven zich niet met zulke individuele goederen te bemoeien; die laten we aan de markt over. In beginsel moet de overheid hier dus loslaten. Maar wat is er nu zo specifiek aan diensten die de overheid levert? Daar is geen concurrentie, je kunt niet naar een andere aanbieder, je bent afhankelijk voor je paspoort van de gemeente waar je woont en ook voor je bouwvergunning ben je aangewezen op het gemeentehuis. Een ziekenhuis, onderwijsinstelling, theater of dorpshuis komen er zonder overheidsbetrokkenheid niet. We noemen die overheidsdiensten collectieve goederen. Woon je in een polder en de strijd tegen wateroverlast moet worden gevoerd, dan helpt het als de handen ineengeslagen worden en alle inwoners van de polder via de overheid samen de dijken en waterafvoeren regelen. Dan houdt iedereen droge voeten en is de collectieve actie de meest efficiënte. Zelfs zodanig dat de overheid inwoners kan dwingen om mee te betalen, want er zijn altijd mensen die gratis mee willen liften. Die zogenaamde ‘freeriders’ willen wel genieten, maar niet betalen. Bij zulke collectieve goederen en diensten liggen betalen, beslissen en genieten niet in één hand. Het marktmechanisme werkt niet en wordt dan vervangen door het budgetmechanisme. De overheid komt op de proppen en beslist waar de dijken worden aangelegd, int de belasting en de inwoners kunnen daarvan allemaal tegen gelijkwaardige kosten profiteren. Bij collectieve diensten dus vasthouden aan overheidsbemoeienis.

Een ander aspect om de overheid in stelling te brengen heeft te maken met de externe effecten die het gevolg zijn van het gedrag van individuele beslissingen. In de ruimtelijke ordening komt dat vaak voor. De eigenaar van een perceel in landelijk gebied wil huizen bouwen maar beperkt daardoor de mogelijkheden voor de agrarische bedrijven. Een nieuwe bedrijfsvestiging doet de stikstofuitstoot drastisch toenemen. Midden in een natuurgebied wordt een evenementenlocatie ontwikkeld. Allemaal voorbeelden waarbij de individuele handelingsruimte van de eigenaren wordt ingeperkt omdat ze grote externe effecten hebben. Een overheid moet er dan wel op toezien dat die effecten worden meegewogen en bijvoorbeeld worden gecompenseerd, want anders zou de eigenaar wél de baten hebben maar de kosten afwentelen op de omgeving.

Ziedaar, bij de discussies over het nieuwe omgevingsbeleid zijn er ook meer objectieve criteria dan alleen een politiek-ideologische mening over het dilemma loslaten of vasthouden. In elk geval als er sprake is van het voorzien in typische collectieve goederen of van grotere externe effecten is overheidsoptreden en regulering dus zo gek nog niet.

Dr. J.W.A. van Dijk

Burgemeester

 

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen