
De gemeente Barneveld heeft uitgangspunten vastgesteld voor de toepassing van spuitvrije zones bij nieuwe ruimtelijke plannen.
Aanleiding daarvoor zijn het gebrek aan landelijke wet- en regelgeving en uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Deze jurisprudentie maakt duidelijk dat bij functieveranderingen doorgaans een minimale afstand van 50 meter tussen agrarische gronden en gevoelige functies moet worden aangehouden.
Behoefte aan landelijke regelgeving
Ondanks dat in mei 2024 een motie is aangenomen door de Tweede Kamer is er nog geen zicht op landelijke regelgeving over het onderwerp spuitzonering. Daarom baseert de gemeente zich op uitspraken van de Raad van State. We stellen geen nieuw beleid vast, maar geven het een praktische invulling aan bestaande jurisprudentie. De uitgangspunten zorgen voor eenduidige advisering bij ruimtelijke initiatieven, zodat spuitzonering tijdig en zorgvuldig kan worden meegenomen in de planvorming. Dit geldt voor nieuwe plannen en voor plannen die zich nog in een vroeg stadium bevinden. Wethouder Wijnne: “Met deze uitgangspunten sluiten we aan bij de lijn van de Raad van State en zorgen we voor een eenduidige, juridisch houdbare werkwijze. Zo weten initiatiefnemers waar ze aan toe zijn en voorkomen we onnodige vertraging in planprocessen.”
Deels over andermans grond
Wanneer een spuitvrije zone niet volledig op het perceel van de initiatiefnemer kan worden gerealiseerd kan de zone eventueel deels over andermans grond worden gelegd. Dit is alleen van toepassing bij plannen van groot maatschappelijk belang, zoals bijvoorbeeld grootschalige woningbouwprojecten. Het is aan de initiatiefnemer om afspraken te maken met aangrenzende grondeigenaren.
Flexibel bij toekomstige ontwikkelingen
De gemeente benadrukt dat het om een pragmatische werkwijze gaat. Mocht landelijke wet- of regelgeving of nieuwe jurisprudentie aanleiding geven om de uitgangspunten aan te passen, dan zal dit worden verwerkt in een herziene werkwijze. Wethouder Wijnne: “We bieden hiermee vooral duidelijkheid en voorspelbaarheid voor initiatiefnemers en zorgen voor een zorgvuldig proces bij ruimtelijke ontwikkelingen in ons buitengebied.”




